Tekst: Jan Hoek

De Geertruidskerk is het oudste monument in de vestingstad Geertruidenberg en kent dan ook een lange geschiedenis. Reeds eeuwen voordat de huidige kerk werd gebouwd, stond op deze plaats een vermoedelijk houten kapel, waarvan de oorsprong teruggaat tot het jaar 660. Toen zou door Amandus, een van de missionarissen die het Christelijk geloof predikte, de kapel van de H. Gertrudis zijn ingewijd. Gertrudis wordt in 1220 door Paus Honorius III heilig verklaard. De oudste tufstenen fundamenten van de romaanse kerk zijn van omstreeks 1100. Tufsteen is een poreuze vulkanische, makkelijk verwerkbare steensoort, afkomstig uit de Eifel waar de vulkanen ca. 10.000 jaar geleden zijn gedoofd. Door de eeuwen heen hebben er flink wat veranderingen en uitbreidingen plaatsgevonden en werden verschillende bouwstijlen toegepast. Het was oorspronkelijk een katholieke kerk, maar toen Prins Maurits in 1573 Geertruidenberg veroverde, ging de kerk over naar het protestantisme. Alle altaren en beelden werden uit de kerk verwijderd. De kerk werd later verfraaid met vier unieke herinneringsborden; het Oranjebord uit 1582, het Regentenbord uit 1583, het Visserijbord uit 1616 en het Van Duvenvoorde-bord. Daarnaast bevinden zich in de kerk nog negen rouwborden ofwel gedenktekens voor overledenen van vooraanstaande families uit Geertruidenberg. In het Noordertransept van de kerk staat het monument ter ere van admiraal Johan Arnold Zoutman, bekend van de slag om de Doggersbank. In deze historische omgeving vinden er tegenwoordig jaarlijks een paar diensten plaats van de Protestantse Gemeente, de eigenaar van de kerk. Daarnaast wordt de Geertruidskerk gebruikt voor bijzondere culturele en commerciële evenementen. De kerktoren is eigendom van de gemeente Geertruidenberg.

Collegiale kerk

Omstreeks 1200 werd het schip naar het zuiden toe uitgebreid. Pas in 1315 werd gestart met de bouw van de toren. Op 9 augustus 1310 werd de Bergse parochiekerk door Theobaldus van Bar, bisschop van Luik, op verzoek van de abdis van Thorn, Margaretha van Petersheim, verheven tot een collegiale kerk. Dit betekende dat de kerk onder een eigen bestuur, het zogenaamde ‘Kapittel van Kanunniken’ werd geplaatst. De kerk viel daardoor niet meer rechtstreeks onder het bestuur van de bisschop. Het kapittel mocht bestaan uit acht kanunniken, maar kon bij vermeerdering van de inkomsten van de kerk, worden uitgebreid tot twaalf. In 1325 begon men met de bouw de noordelijke zijbeuk en omstreeks 1400 met de bouw van het priesterkoor en de crypte. De naam crypte stamt uit het Grieks en betekent letterlijk ‘ik verberg’. Het heeft direct verband met de bloedige vervolgingen van de eerste Christenen door de Romeinse keizers. De gelovigen verborgen of begroeven hun doden en martelaren in onderaardse gangen. Later, toen de vervolgingen afnamen, werden kerken gebouwd boven het graf van de heilige en zo ontstond een crypte. Aan de noordzijde werd vervolgens de Onze-Lieve-Vrouwenkapel gebouwd, waarna men een het zuidertransept begon. Omdat de kerk eertijds een kanunnikenkerk was, stak het dak van het koor aanmerkelijk boven het dak van het schip uit. Vóór de reformatie behoorden Made en Stuivezand ook nog tot de parochie van Geertruidenberg, die omstreeks 1514 zo’n 1500 communicanten telde.

Crypte

In 1420 werd tijdens de Hoekse en kabeljauwse Twisten (1345-1492) Geertruidenberg door de Dordtse ‘kabeljauwen’ in brand geschoten. De stad bestond voornamelijk uit houten huizen met rieten daken en brandde geheel af. Ook de grote stenen kerk werd een prooi van de vlammen. De crypte werd volgestort met zand en gebruikt om ‘belangrijke’ personen in te begraven. Pas in 1895 werd de half afgebouwde crypte bij toeval ontdekt. Tijdens werkzaamheden aan het koor bleek dat er zand was weggelopen langs de wand van het koor en besloten werd het koor uit te graven. Op 16 september 1895 werd met de uitgraving begonnen en binnen drie weken was de klus geklaard. In de crypte werden, naast zes grote grafkelders, de huidige doopvont en een stenen vrouwenhoofd aangetroffen. Duidelijk was dat dat de crypte slechts gedeeltelijk was afgebouwd, waarschijnlijk ten gevolge van onvoldoende financiële middelen na de grote stadsbrand in 1420 en de daaropvolgende St. Elisabethsvloed in 1421.

Katholicisme en protestantisme

In de 15e eeuw werd de kerk herbouwd in de huidige vorm. De door Willem van Oranje benoemde Franse hopman Bertrand de Poyet veroverde de stad in 1573, waarbij de kerk overging naar het protestantisme. In 1589 komt door verraad, de zogenoemde ‘Bergverkoopery’, de stad in Spaanse handen en keert het katholicisme terug. In 1593 werd bij de herovering van de stad door Prins Maurits niet alleen de toren zwaar beschadigd, deze werd pas in 1768 gerestaureerd en kreeg toen zijn huidige vorm, maar keerde ook het protestantisme weer terug. De toren was nog maar net opgeknapt of het ging weer mis. Franse militairen werden bij de eerste Franse inname van Geertruidenberg op 6 maart 1793 voor één dag gelegerd in het kerkgebouw. In korte tijd hebben ze op dertien plaatsen in de kerk de stoelen en banken gebruikt als brandhout, het orgel onherstelbaar beschadigd en sprongen meerdere zware grafzerken stuk. Op 24 april 1809 bezocht toenmalig koning Lodewijk Napoleon Geertruidenberg en verbleef daar een nacht. Tijdens zijn bezoek betoonde hij zijn medeleven door 2.000 gulden te schenken voor een nieuw orgel. De kerkmeesters zagen weinig heil in het plaatsen van een nieuw orgel in een ruïne. In 1817 werd het gebouw door een muur en tweeën gedeeld. Het koor en het transept hadden door het schandalige gedrag van de ingekwartierde militairen te veel geleden. De herstelwerkzaamheden begonnen in 1876, waarna in 1986 de totale restauratie gereed was. Een legaat uit het Bianchi Fonds van mevrouw Bianchi-Von Freyburg, weduwe van de voormalige burgemeester Jozef Bianchi (het Bianchi Fonds), stelde de kerkvoogdij in staat hun deel van de kosten te kunnen betalen. Tijdens grootscheepse restauraties die plaatsvonden van 1987 tot 1990 werd de crypte in ere hersteld. De Geertruidskerk heeft, samen met die van het Limburgse witte stadje Thorn, een van de slechts twee gotische crypten in ons land. Tegenwoordig wil de kerk, zo staat op hun website, een markante en herkenbare plaats van inspirerende ontmoetingen zijn en blijven met en tussen mensen.

Bronnen: ‘Geertruidenberg. Hollands oudste stad’, 2e druk 1989, Bas Zijlmans; website geetruidskerk.info.