De Keizerveerbrug over de Bergsche Maas was tijdens de Tweede Wereldoorlog van strategisch belang. Het gaf bij zowel een offensieve als defensieve actie de mogelijkheid om op een eenvoudige manier manschappen en/of materieel over de rivier te zetten. Zowel in 1940 als in 1944 is er om de brug gevochten en beide keren kwam de brug er bepaald niet ongeschonden uit. Op 13 mei 1940 werd de brug opgeblazen door het Nederlandse leger en op 31 oktober 1944 door terugtrekkende Duitse troepen. Met de bewaking was tijdens de mobilisatietoestand 1939-1940 Dekkingsdetachement Keizersveer belast. Het detachement stond onder leiding van reservekapitein A. Zoutewelle en bestond verder uit 4 sergeanten, 4 korporaals en 39 soldaten van het Regiment Infanterie. De opdracht luidde simpelweg: beletten dat de vijand zich in het bezit stelt van de ongeschonden brug, om de eigen troepen te laten overgaan.
Door Jan Hoek
De brug was aan de zuidelijke toegang voorzien van vier naast elkaar geplaatste omhoog schuifbare gepantserde deuren met verticale schietgleuven. In een van de deuren bevond zich een kleine toegangsdeur. Aan het begin van de oprit waren permanente asperge-versperringen aangebracht. Voor de verdediging beschikte het detachement over twee uitstekend gecamoufleerde rivierkazematten, aan de zuidzijde van het type B en aan de noordzijde een afwijkend type, beide voorzien van een antitankkanon en een zware mitrailleur. Kort voor 1 mei 1940 was een uit twee secties infanterie bestaand Grensbataljon, onder leiding van 2e Luitenant C.P. Schravendeel, in Geertruidenberg aangekomen met als taak de PNEM-centrale te bewaken. Dit detachement zou later een actief aandeel nemen in het gevecht bij Keizersveer. Op 10 mei werd het Dekkingsdetachement ’s morgens om 04.00 uur opgeschrikt door het geluid van 100 à 200 Duitse vliegtuigen. Op 11 mei om 03.00 uur meldde Ritmeester D.W. van Dam zich met zijn zeer vermoeide eskadron (op rijwielen) van het Regiment Huzaren bij kapitein Zoutewelle, omdat ook hij opdracht had gekregen de brug bij Keizersveer zo lang mogelijk open te houden voor de eigen troepen. Het eskadron bestond uit twee officieren, twee kornetten en ca. 130 onderofficieren, korporaals en huzaren, dat zich onder leiding van Zoutewelle zette.
Tot de uitrusting behoorden weliswaar zware mitrailleurs, echter zonder luchtdoelaffuiten. Kapitein Zoutewelle verzocht François Braun, directeur van de nabij de brug gelegen papierfabriek De Maasmond, met spoed drie affuiten te vervaardigen. Reeds in de middag konden de mitrailleurs op de affuiten worden geplaatst. Op 12 mei scheerde om 14.00 uur een Duits vliegtuig in de lengterichting over de Keizersveerbrug, wierp twee bommen af, keerde en wierp vervolgens nog een bom. Waarschijnlijk was het doel een aantal op de zuidelijke afrit staande vrachtwagen van Philips, beladen met machines voor defensiedoeleinden en archieven. Een van de wagens raakte in brand, een tweede wagen kantelde en een van de mitrailleurs werd vernield. Die dag bestonden de gevechtsactiviteiten hoofdzakelijk uit het beschieten van Duitse vliegtuigen; in totaal werden door het detachement drie Duitse vliegtuigen neergehaald. ’s Middags voerden huzaren op rijwielen enkele verkenningen uit, waarna bleek dat Duitse pantserwagens voortdurend heen en weer reden op de weg van Geertruidenberg naar Oosterhout. Door de komst van terugtrekkende Nederlandse soldaten was het detachement inmiddels aangegroeid tot een sterkte van 400 à 500 man.
Op maandagmiddag 13 mei arriveerden de Duitsers in Geertruidenberg. Ze namen diverse posten in, waaronder de toren van de Geertruidskerk. Vanuit die positie namen ze deel aan de gevechten bij Keizersveer. Inmiddels bevonden zich ook in Raamsdonksveer Duitsers. Korporaal C. Oonk meldde: ‘Op den dijk ten Oosten van Raamsdonksveer ontdekte ik door mijn kijker een onafzienbare, blijkbaar stilstaande autocolonne, ook namen we voetvolk van den vijand waar op 300-400 meter van ons af in het dorp. Zij gleden de dijk af en stelden onderaan hun mitrailleurs op, dekkend achter een schuurtje en andere terreindekkingen die in de polder stonden.’ Inmiddels had kapitein Zoutewelle zijn versterkte detachement bij de brug in stelling gebracht. Ritmeester Van Dam, die zich in een bomtrechter nabij de stalen deuren had opgesteld voerde het bevel over alle op de zuidoever opgestelde troepen, terwijl Zoutewelle de troepen op het noordelijke deel commandeerde, alsmede de door hem te Heusden, bij het Drongelsche en Kapelsche veer en Hank geplaatste detachementen.
De situatie voor het Nederlandse Dekkingsdetachement bij Keizersveer is niet erg hoopgevend. Via de Langstraat zijn afdelingen van de Duitse 9e Panzerdivision van General-major Alfred Ritter von Hubicki van de hoofdmacht afgezwenkt en naderen Raamsdonk en Raamsdonksveer. Met een omtrekkende beweging proberen zij de brug onbeschadigd in handen te krijgen. Manmoedig houden de Nederlandse militairen zo lang mogelijk stand, maar de overmacht van de Duitse manschappen en het materieel blijken gezien de sterkte van de uitrusting van het detachement ontoereikend om de aanval van de Duitse troepen af te slaan. Opmerkelijk is het dat slechts één man van het versterkte Dekkingsdetachement bij het gevecht sneuvelde, terwijl het aantal gewonden, in hoofdzaak door mortiervuur, slechts 40 bedroeg. Na een strijd van ruim zes uur ontvangt de commandant van de vernietigingsgroep, sergeant Albert van ’t Hul, van kapitein Zoutewelle per ordonnans om 19.45 uur het bericht: ‘Eigen troepen trekken terug, laat de brug springen, zoodra alle eigen troepen gepasseerd zijn.’ Nadat de laatste Nederlandse militairen veilig aan de andere kant zijn aangekomen, laat van ’t Hul om 20.45 uur de brug springen.
Vanaf oktober 1944 heeft het Duitse 476e Grenadier Regiment de taak de Keizersveerbrug zo lang mogelijk in bezit te houden voor het terugtrekkende 15e Duitse leger van General Gustov-Adolf von Zangen. Hij nam met zijn leger onder meer deel aan Market Garden en de Slag om de Schelde. Na een (verloren) strijd bij Antwerpen moest hij zich via Brabant terugtrekken. Van het 15e Duitse leger werden in totaal meer dan 25.000 man gevangen genomen, zo’n 10.000 soldaten werden gewond en 5.000 sneuvelden. Op 31 oktober 1944 geeft Oberst-leutnant Hans-Karl von der Damerau-Danbrowski het commando de tijdens de oorlog herstelde brug wederom op te blazen. In eerste instantie lukte het niet alle overspanningen te vernietigen; de volgende dag maakten de Duitsers hun vernietigende klus alsnog af. In 1948 werd de brug weer hersteld.
Bronnen: De Militaire Spectator, februari 1942; Lokale oorlogsfragmenten II, Bas Zijlmans, 1997; Nederlandse bevrijdingsoorlog, Anne Doedens & Liek Mulder, 2020.